ArtikelenBlogUit de praktijk

Uit Berts boekenkast … Rouw in mijn boekenkast 

In mijn verzameling gekopieerde artikelen kwam ik “Trauerarbeit mit dem Katathymen Bildererleben” ( Gerhard Szonn, 1983)* tegen. Het artikel dat verkort wordt weergegeven inspireerde me om langer bij rouw stil te staan. Werk, beleving en literatuur komen aan de orde. 

*(1928-2018), Symbooldrama therapeut.

Waar Duitsers spreken van “trauerarbeit” noemen wij dit vaak “rouwproces.” Toch is het woord “arbeit” wel passend. Margriet van der Kooi gaf haar boek over rouw de titel “Verdriet is een werkwoord”. Ze schrijft beeldend: ” Bij rouwen moet je je eigen weg vinden in het onherbergzame land van verdriet met soms een doolhof, soms een wenteltrap”. Je waant je al bijna in een dagdroom. De casuïstiek die Gerhard Szonn in zijn artikel beschrijft laat zien hoe cliënten middels dagdromen aan hun rouw werken. 

Gerhard beschrijft twee casussen over gestagneerde rouw na verlies van een familielid. Het betreft twee moeders die door hun verdriet het contact met hun achtergebleven kinderen verloren. Omdat zij hun verdriet geen ruimte konden geven, werden alle mogelijkheden voor emotionele expressie afgesloten. Dit was voor hen de aanleiding om hulp te zoeken. De auteur beschrijft hoe hij in 6 sessies bij deze cliënten tot een succesvolle rouwverwerking kwam. Hieronder beschrijf ik de motieven die Gerhard in een casus gebruikte. 

Moeder verliest haar kind 

Een moeder van 2 kinderen leed al 6 jaar aan een depressie die vooral in de herfst heftiger werd. In die periode was haar dochter geboren die 6 jaar geleden op tragische wijze was overleden. Terwijl zij op het land werkte had ze haar vierjarige dochter met de tractor overreden. Het contact met haar, nu achtjarige, zoontje was daarna problematisch geworden. 

Om overeenkomst met de plaats van het ongeval te vermijden begon de therapeut met het motief beek in plaats van weiland. De beek riep bij cliënte herinneringen op aan de eerste vakantie van haar leven. Ze was toen aan de Noordzeekust. De lucht was half bewolkt terwijl ze over de modder van de Wadden liep. 

Als tweede motief stelde de therapeut “de weg naar het graf “voor. In haar droom daar aangekomen versierde de cliënte het graf. Ze stond er een lange tijd bij stil en huilde hevig. De therapeut ondersteunde haar om bij haar verdriet stil te staan. 

Het derde motief was een bloem. De cliënte zag in haar droom een rood witte anjer in het tuincentrum waar ze een vaste klant was. Deze bloem stond samen met wat verwelkte bloemen in een kan. Cliënte haalde de bloemen uit de kan. Ze nam de bos voorzichtig in haar hand. Thuisgekomen zette zij de bloemen in een vaas en verzorgde ze met water en een voedingsmiddel. Daarna keek ze er rustig naar. In het nagesprek vertelde ze dat ze aanvankelijk een verdrietig gevoel had. Deze bloem zou haar dochter kunnen zijn. Ze zei: “Pas, toen drong het tot me door dat dit ook de favoriete bloemen van mijn dochter waren”. De therapeut interpreteerde de frisheid van de bloem met onvergankelijkheid van de herinnering. Cliënte meldde na deze zitting dat haar depressieve stemming was afgenomen. Voor haar werd duidelijk dat het graf waar ze vaak naartoe ging vooral veel schuld en schaamte oproept. Ze was bang om gezien te worden als een moeder die haar kind had vermoord. Als tegenreactie probeerde ze extra goed voor het graf te zorgen. Het graf was geen gedenkplek, maar een plaats voor boetedoening. 

In de vierde sessie kwam het motief weiland aan de orde. Cliënte zag een weiland achter haar huis. De wei was sappig groen met gele paardenbloemen. Toen ze daar in liep, voelde de koude nattigheid van het gras onaangenaam aan haar blote voeten. De lucht was blauw maar de zon scheen niet. Aan de rand van de wei graasden koeien. Een mooie zwarte koe gaf ze voer uit haar hand. De therapeut introduceerde de moeder van de cliënte. Deze moeder was eerder in een nachtdroom aanwezig. Cliënte liep met haar moeder naar haar huis. De therapeut stelde voor dat moeder net als in de nachtdroom een schep pakte. De cliënte werd verdrietig zonder te weten waarom. Ze ging naar het bos waar ze zich in de rust en de stilte terugtrok. Therapeut besloot deze confrontatie niet verder uit te werken. 

In de vijfde sessie stelde de therapeut nogmaals een beek voor. Cliënte zag de beek vanaf een houten brug, maar er zat nauwelijks water in de beek. De beekbedding was overwoekerd. Staande in de bedding stond ze met haar enkels in een smal stroompje. Ze kon de beek niet naar de bron volgen. De weg was door draad versperd. Via de andere oever van de beek kwam ze in een prachtig open landschap met enkele grote bomen zonder bladeren. De boom voelde verdroogd aan. Stroomopwaarts lopend was de beek echter breder geworden. Cliënte kon nu de bron herkennen. Deze lag op een door bomen omzoomde berg waar het water vanaf stroomde. Het beeld bleef deprimerend. 

In de zesde en laatste sessie werd opnieuw de brug over de beek als motief genomen. Dit keer werd de cliënte gevraagd stroomafwaarts te kijken. De beek was nu ongeveer een meter breed met diep, helder water. De cliënte volgde rechts van de brug een smal pad langs de beek. Ze zag rechts een enorm maisveld met aan de rand korenbloemen. Cliënte plukte een boeket. In de beek zwommen speels kleine visjes. Ze liep verder langs de beek terwijl een kudde runderen haar volgde. Zo kwam ze, door een hek kruipend, op een open veld vol vers hooi. Cliënte ging op het hooi liggen en keek naar de blauwe lucht en de wolken. Ze genoot van de warmte van de zon en de geur van het hooi. In het nagesprek vertelde zij dat de speelse

vissen haar stimuleerden om over de beek te willen springen. Ze was verbaasd over de verandering van de beek en de verandering in de sfeer van het landschap. De auteur ziet in het beeld vooral de positieve aspecten van verzoening. De depressie blijkt afgenomen en de relatie met haar zoontje verbeterd. Negen maanden later meldde zijn cliënte geen depressie meer te hebben. 

De therapie leidde ertoe dat cliënte de band met overledenen werkelijk kon verbreken. Omdat het om een behandeling ging van 6 sessies werd bewust niet ingegaan op mogelijk andere onderliggende factoren. 

Bloem als verbinding bij verlies 

Bloemen kunnen een belangrijke rol spelen in het vormgeven aan het verdriet bij overlijden. In een casus gaf bij mijn cliënte ook de bloem een verbinding met de overleden dierbare. Een vrouw die op zeer jonge leeftijd haar moeder had verloren, was nooit aan het rouwproces toegekomen. Haar omgeving was in beslag genomen door het eigen verdriet. Inmiddels 60 jaar later speelde deze onverwerkte rouw nadrukkelijker een rol omdat ze regelmatig geconfronteerd werd met het gevaar dierbaren te verliezen. Dit riep hevig paniek bij haar op. 

In haar dagdroom koopt cliënte een bos bloemen voor het graf van haar moeder. Ze realiseert zich dat zij dezelfde bloemen heeft gekocht als ze voor zichzelf zou hebben willen kopen:veelkleurig, met vooral wilde bloemen waardoor het boeket niet zo eentonig was als de begrafenis bloemen (rozen) van toen. Cliënte is zich ineens bewust van haar verbondenheid met haar overleden moeder, alsof er een kloof van 60 jaar wordt overbrugd. Dit bevrijdende gevoel helpt haar beter met verdriet en angst om te gaan. 

De onherbergzame weg van de taal 

De bloemen (anjer en veldbloemen) in de beschreven dagdromen helpen vorm te geven aan een gevoel van verlies waarvoor woorden ontbreken. P.F. Thomése heeft hierover naar aanleiding van de dood van zijn dochtertje een ontroerend boekje geschreven: “Schaduwkind”(2003). Symbooldrama kan helpen een niet te verwoorden gevoel vorm te geven om zo afstand te kunnen nemen van een geleden verlies. 

Zelf heb ik dat ervaren toen mijn vader vrij plotseling overleed. Ik was niet in de gelegenheid geweest goed afscheid te nemen. Ik bleef in ongekende somberheid hangen. Symbooldrama maakte weer ruimte in mij vrij. In een dagdroom zag ik een graf met daarboven drie gebrandschilderde ramen. Ik herkende in het beeld precies hoe ik mij voelde. Daarna keerde de rust in mij terug. Wanneer ik nu opnieuw naar de tekening van deze droom kijk snap ik beter de kern van mijn emoties. Maar het belangrijkste was dat wat ik niet in woorden kon uitdrukken in een beeld tastbaar kon maken. Dat gaf al voldoende ruimte en opluchting. 

Conclusie

Symbooldrama leent zich goed om rouwprocessen door te werken. Het helpt om vorm te geven aan een gevoel bij verlies wat zich in taal soms moeilijk laat vangen. De vele boeken over rouw maken ons bewust hoe moeilijk het kan zijn om als therapeut zelf de ruimte te behouden bij het onderwerp verlies. Mogelijk dat ik daarom zoveel boeken over dit onderwerp in mijn kast heb verzameld. 

Literatuur 

  • Vedriet is een werkwoord, M. van der Kooi, Utrecht (2018)
  • Afscheidsrituelen, O.van der Hart, Lisse (2003)
  • TAO van verlies en rouw, P. Metz, Den Haag (2001)
  • Ik weet niet wat ik zeggen moet, M.Overman, e.a., Utrecht (2020)
  • Van het leven geleerd, M.Keirse, Tielt (2009)
  • Omgaan met verdriet, H.Bauman, Hoenderloo (2002)
  • Verlieskunde, H.de Mönnink, Winnsum (1997)
  • De berg van de ziel, C. Anbeek, Uitgeverij Ten Have (2013)

Boeken voor jeugdigen

  • Nu jij er niet meer bent, C. Vanden Abbeele, Tielt (2003)
  • Rouw in de zijlijn, M.Weggemans, Kampen (2009)
  • Kinderen helpen bij verlies, M. Keirse, Tielt (2002)
  • Lieve hemel, R. Diekstra e.a., Uithoorn (2005)